September 2019
We liepen binnen in een bijna leeg ziekenhuis. Het was nog vroeg. Om half 10 stond een onderzoek onder narcose gepland. Voor die middag stond de MRI op de planning. Veel mensen zouden zich drukker maken om de narcose dan om de MRI. Bij mij was het andersom. Als het kon zou ik zelfs wel onder narcose in de MRI willen. Al van kleins af aan heb ik het niet zo op krappe ruimtes. Vroeger nam ik zelfs als ik naar de 10e verdieping van een gebouw moest nog de trap. Inmiddels won op dat gebied mijn luiheid het van mijn angst.
Hoewel het al een stuk beter ging was ik nog niet vrij van mijn angst voor krappe en afgesloten ruimtes. Al sinds ik wist dat de MRI eraan kwam kreeg ik de zenuwen als ik eraan dacht. Het idee dat ik van top tot teen in zo’n krappe tunnel moest liggen en dat een half uur lang: vreselijk. Een paar dagen voor de scan kreeg ik een formulier thuis om in te vullen. Als je last had van claustrofobie kon je dat aangeven. Ze regelen dan, zo bleek later, een MRI die wat minder krap is en zo nodig een kalmeringstabletje.
Nog voordat we ons deze ochtend hadden gemeld bij de Poli Anesthesiologie werd ik gebeld door radiologie. De MRI waarvoor ik ingepland stond was kapot en ze wilden de afspraak afzeggen. Ze waren er kennelijk niet van op de hoogte dat ik die dag ook al voor iets anders in het ziekenhuis was. Ik vroeg of ze het niet alsnog konden regelen, desnoods in een ander ziekenhuis. Dit moest de dame aan de telefoon eerst overleggen. Ze zouden het nog laten weten.
Het was voor mij heel belangrijk dat de scan door zou gaan. Niet alleen omdat ik anders een andere dag opnieuw in de zenuwen moest zitten, maar ook omdat ik anders de dag erna mijn uitslagen en definitieve behandelplan niet zou horen. Zonder deze uitslagen konden ze mijn behandeling niet vaststellen tijdens het multidisciplinair overleg (MDO). We hadden nog wat tijd tot ik mij moest melden bij de Poli Anesthesiologie dus we besloten zelf even langs te gaan bij radiologie. Toen we aan de beurt waren vertelde ik over het telefoontje van zojuist. De dame in kwestie kon ons verder niks vertellen, maar iemand anders zou voor mij proberen te achterhalen of het nog kon die dag. We mochten even wachten.
Terwijl we (al een tijdje) aan het wachten waren kwam iemand van de afdeling naar ons toe en vrijwel op hetzelfde moment werd ik ook gebeld. Kennelijk had onze actie om spontaan langs te gaan niet iedereen bereikt. Gelukkig kreeg ik een goed bericht. Ze konden mij alsnog inplannen die dag, maar dan wel pas aan het einde van de middag. Ze vertelde er gelijk bij dat het dan wel in de smalle MRI zou zijn. Mijn gedachten hierbij kun je raden, maar dat het doorging was het belangrijkste.
We konden weer op weg naar de poli anesthesie, op weg naar het onderzoek onder narcose. De wachtruimte was groot en iets gedateerd. Deze ruimte zat aardig vol. Hier wist je van niemand waarvoor ze er zaten. Dat voelde op de een of andere manier prettig anoniem. Daardoor voel je je toch even iets minder een kankerpatiënt. Terwijl we zaten te wachten tot we geroepen werden voelde ik dat ik zenuwachtig begon te worden. Zenuwachtig voor wat ze tegen zouden komen tijdens het onderzoek. Zenuwachtig voor kanker op andere plekken dan alleen mijn baarmoederhals. Ik probeerde dit niet te laten merken aan Tom. Ik wilde het voor hem niet spannender maken dan het al was.
Na kort gewacht te hebben werden we opgehaald door een verpleger en naar een ruimte gebracht waar ik mij mocht omkleden. Ik kreeg een mooi blauw operatiehemd en een mutsje voor op mijn hoofd. Ook een paar warme paarse sokken met antislip. Ook in deze omkleedruimte hebben we nog even gewacht tot ik geroepen werd. Tom ging uiteindelijk de ene deur door en ik de andere.
Ik werd meegenomen naar een ruimte waar ze mijn infuus zouden aanleggen. Ik mocht alvast gaan liggen in een bed. Door de zenuwen had ik het koud gekregen. Omdat ze dan moeilijker een goede ader konden vinden werden mijn handen eerst in een bak met warm water gelegd. Daar ontspande ik van. De verpleegster die het infuus plaatste was heel lief en stelde mij op mijn gemak. We praatten wat over koetjes en kalfjes. Nadat het infuus aangelegd was kwam ook de arts die het onderzoek onder narcose zou uitvoeren langs. Dit was de eerste mannelijke gynaecoloog die ik trof. Hij was net als mijn behandelend arts nog niet oud. Eind dertig gokte ik. Het eerste dat hij vroeg: hoe gaat het? Was voldoende om mijn tranen te laten lopen. Voor het eerst die dag. De spanning kwam eruit. Ik vertelde waar ik bang voor was. Hij kon natuurlijk niet zeggen dag het allemaal wel goed zou komen, want hij wist ook niet wat hij aan zou treffen. Toch werd ik kalmer door de manier waarop hij reageerde. Ik wist in ieder geval dat ik hoe dan ook in goede handen was.
Niet veel later werd ik naar de OK gereden. Ik weet niet meer precies hoeveel man (vrouw) daar stond, maar het was een gezellige drukte. De anesthesist, oncoloog, nog een oncoloog, verpleegkundigen, gynaecolog(en) in opleiding. Ik vergeet er vast nog een paar. Mijn kijkdoos verklaarde ik voor geopend. 😉
Minder dan een uur later werd ik de uitslaapkamer ingereden. Ik was al vrij snel goed wakker. Mijn maag knorde en ik had een droge keel. Dat was dan ook het eerste dat ik zei toen ze vroegen hoe het ging. Terwijl de verpleegkundige Tom belde begon ik alvast smakelijk aan mijn boterham met kaas. Niet lang nadat Tom er was arriveerde ook de gynaecoloog die het onderzoek had uitgevoerd. Hij vertelde wat hij had gezien. Een tumor van 3 centimeter die tegen de ingang van mijn baarmoederhals zat. Hoe diep de tumor in de baarmoederhals zat moest de MRI uitwijzen. En dan het beste nieuws: er waren wederom geen aanwijzingen voor uitzaaiingen!